Technieken voor onderzoek

Tymo S.T. Muus & Camiel Doorenweerd

Er zijn veel technieken om vlinders of rupsen te vinden, waarbij het vaak een combinatie is van geduld en weten hoe je moet zoeken.  Licht is waarschijnlijk de meest gebruikte methode, maar o m een compleet beeld te krijgen van de soorten in een gebied is het gebruik van alleen licht niet afdoende. Doorgaans worden vooral de Pyralidae (lichtmotten), Tortricidae (bladrollers) en enkele Gelechiidae (palpmotten) goed tot licht aangetrokken, terwijl andere groepen waaronder de Pterophoridae (vedermotten) en mineerders (diverse families) zich maar kort tot helemaal niet laten zien op het doek. Veel van deze soorten zijn schemeringsoorten die een voorkeur hebben voor ruige vegetaties in wegbermen, kruidenrijke velden of bosranden. Deze soorten zijn makkelijker te vinden door te slepen, of op zoek te gaan naar de rupsen.   Op deze pagina worden verschillende technieken nader belicht.

Licht

De bekendste methode om nachtvlinders te lokken is met licht. Al vroeg in de 18e eeuw kende men dit middel al, maar toen ging het waarschijnlijk wat minder efficiënt dan tegenwoordig. Met de lichtbronnen van nu is het goed mogelijk om in Nederland op een zomeravond honderd macrosoorten te zien te krijgen, en een zestig tot tachtig soorten micro's. Het grote verschil tussen verleden en heden is de kracht van de lampen en de breedte van het lichtspectrum dat deze lampen uitzenden. Vroeger was er bijvoorbeeld nog geen sprake van een kwikdamplamp zoals we die tegenwoordig kennen (in het Engels: mercury vapour lamp/bulb).

Waar gebruik ik een lamp?

Het inventariseren met licht kan zowel in de tuin als in een ver natuurgebied, maar zorg in het laatste geval altijd voor toestemming van de terreinbeheerder. In sommige gevallen is het aantal soorten in de tuin zelfs hoger dan in een natuurgebied, wanneer u woont in een dorp met een vrij natuurlijke omgeving en weinig lichtvervuiling. Dit is met name te danken aan de grote diversiteit aan planten en bomen, zoals de vele aangeplante kruiden in tuinen, wegbermen of parken. Het kan dus praktisch overal, en soms leveren plekken die vooraf weinig veelbelovend leken tijdens het inventariseren de meest verrassende vondsten!

Lichtopstellingen 

Er zijn twee soorten gloeilampen die uitermate geschikt zijn voor het lokken van nachtvlinders, de zogenaamde ML en HPL lampen. Deze typen lampen zenden licht uit in een breed spectrum, waaronder het UV licht wat het meeste aantrekkingskracht heeft voor nachtvlinders. De HPL lampen zijn doorgaans gevoelig voor de stroomsterkte en hebben een transformator nodig om te branden. ML zijn wat gemakkelijker omdat deze direct op netstroom aangesloten kunnen worden, maar ook duurder.   Beide typen lampen zijn verkrijgbaar tot een sterkte van 400 a 500 watt. Nadeel is dat de lampen erg warm worden en daardoor bij regen kapot kunnen knallen. Als er geen netstroom in de buurt is kunt u voor de stroomvoorziening gebruik maken van een aggregaat. Alternatief voor de gloeilampen zijn actinic UV TL-lampen, die voornamelijk UV licht uitzenden. Deze zijn minder krachtig en leveren dus wat minder aantrekkingskracht, maar het voordeel is dat ze gebruikt kunnen worden met een 12-volts accu en dus mobieler zijn.

Onafhankelijk van het type lamp dat gebruikt wordt zijn er legio mogelijkheden om een lichtconstructie op te zetten, bijvoorbeeld:

-

Een lamp met een verticaal gespannen laken, met een onderlaken om ook de vallende en laagvliegende soorten vlinders toonbaar te maken.

-

Een vlak (horizontaal) gespannen laken over de grond of op de vegetatie met een klein plankje waarop de lamp is bevestigd. Deze lage lichtopstelling is vooral handig wanneer u op zoek bent naar kevers en laag vliegende soorten.

-

Een ruime hoes van gaas, waarin de lamp is geplaatst. Hierbij is het licht van alle kanten goed zichtbaar.

Het laken zorgt voor extra weerspiegeling van het licht van de lamp, maar dient ook als rustplek voor de vlinders waarna ze makkelijk bekeken of gevangen kunnen worden. Bovenstaande constructies zijn met name handig bij het actieve inventariseren, waarbij u dus het laken de hele avond en nacht in de gaten houdt. Wanneer het de moeite niet waard lijkt om de hele nacht te blijven staan, kunt u ook een val in de tuin plaatsen in een hoek waar deze het meeste licht kan verzenden naar de omgeving. Een bekend voorbeeld is de zogenaamde Skinner-trap. Deze is sinds de jaren 80 vooral veel gebruikt in het Verenigd Koninkrijk. Wanneer de vlinders om de lamp cirkelen komen ze uiteindelijk onder de plaat met de lamp en belanden in een trechter. Onder deze trechter is een ruimte gevuld met eierdozen met als doel de vlinders te laten "verdwalen" en wegkruipen. In de vroege ochtend kan de val geopend worden en de resultaten genoteerd.

Slepen

In de late middag of in de schemering kan slepen een handig medium zijn om vele laagvliegende micro's te vangen. Slepen is niets anders dan met een (stevig en fijnmazig) net laag door de vegetatie te slepen in een kalme zigzagbeweging. Doe dit niet te hard, anders zullen de micro's in uw net beschadigd raken. Regelmatig kijkt u of er al wat in het net zit. Er zijn speciale sleepnetten verkrijgbaar, lees verderop deze pagina meer hierover.

Smeren

Smeer is een sterk geurend goedje met aantrekkingskracht voor vlinders. Dit wordt niet alleen voor nachtvlinders gebruikt, maar ook voor dagvlinders. Vooral in de tropische landen worden mengsels gemaakt om bepaalde bijzondere soorten te lokken. Smeer heeft als belangrijkste bestanddelen gistende alcohol (een biertje van hoge gisting met wat extra suiker werkt vaak prima) en vruchtmoes, bijvoorbeeld appelmoes, perenmoes of rottende bananen, waar ook weer veel suiker in zit.  De samenstelling staat niet vast, iedereen heeft een favoriet recept.

Het is gebruikelijk om te smeren in het voor- en najaar. Met name dan, wanneer het aantal bloeiende nectarplanten lager is dan voorheen, zullen vele soorten zich wijden tot het stroop. Op microgebied zijn er in het voorjaar met name enkele Oecophoridae (sikkelmotten) en Gracillaridae (mineermotten) die zich met het mengsel voeden, in het najaar lijken de Pyralidae (lichtmotten) te profiteren van het mengsel. Eveneens kunnen op rottend fruit ook bijzondere soorten worden waargenomen.

Het is belangrijk om voldoende smeer te maken, ruim op tijd voor het smeerseizoen, waarbij het mengsel de tijd heeft goed te gisten. Wanneer het mengsel gereed is, en het weer optimaal is om te gaan smeren, doe dit dan vóór de schemering op ruwe bomen en controleer de bomen vlak na de schemering.

Rupsen

Waar vlinders zijn, zijn ook rupsen. Of dit een juiste beredenering is, is maar de vraag. Het is opmerkelijk dat op plekken waar soms de adult nog nooit is waargenomen, wel rupsen worden gevonden. Een kwestie van inventariseren op de juiste manier tijdens de juiste omstandigheden.   Het vinden van rupsen is soms zorgvuldig werk, door te letten op de juiste waardplanten en een vraatbeeld. Elke soort heeft een andere manier van leven.

Er is grofweg een indeling te maken in twee groepen: rupsen die in plantenweefsel leven (ook wel endofytisch genoemd) en rupsen die 'vrij' leven. Er zijn echter soorten waarvan de rupsen in de eerste paar vervellingsstadia in het plantenweefsel leven en later vrij leven, zoals bijvoorbeeld bij de Bucculatricidae (ooglapmotten). Rupsen die vrij leven zitten vaak op blaadjes of takken en kunnen op het oog verzameld worden, of door tegen de takken te 'kloppen'. Men spant onder de waardplant een doek of paraplu, waarna er snel en hard op de takken getikt wordt. De rupsen laten zich uit verdediging vallen op de grond. In dit geval komt de rups niet veilig in de vegetatie terecht, om zo de belager slim af te zijn, maar komt op het doek terecht. Men kan de rups hierna determineren of indien dit niet goed mogelijk is: opkweken.  

Andere rupsen zitten echter juist in plantenresten die op de grond liggen, of nog specialere plekken zoals vogelnesten, uilenballen of de keukenkastjes. Met name de rupsen van de Tineidae (echte motten) zijn vaak op dit soort plekken te vinden en om deze te vinden moet er gericht naar worden gezocht op de juiste plek.

Rupsen die in het plantenweefsel leven worden over het algemeen 'mineerders' genoemd, omdat ze gangetjes (mijnen) in het plantenweefsel achterlaten. Bij het zoeken naar rupsen in stengels is het vooral belangrijk te letten op het vraatbeeld, zoals verdikkingen in de steel, kleine uitkruipgaten, kleine spinsels of uitwerpselen.   Ze kunnen in alle typen weefsel zitten: de wortels, de stengels, de bladeren, de bloemen of de vruchten. Omdat mineerders vastzitten aan de plant waarop hun moeder de eitjes heeft gelegd zijn ze vaak specifieker aan een waardplantsoort gebonden dan vrij levende rupsen, die nog wel eens aan de wandel gaan als het eten niet bevalt. Deze waardplant specificiteit (ook wel: monofagie) heeft als voordeel bij het determineren dat als je de plant determineert waar de rupsen op zitten je al een stuk dichter bent bij het determineren van de rups. De waardplantsoort, gecombineerd met de plek van de vraat, of mijn, en vorm hiervan levert vaak een goede determinatie op. Bij de Nepticulidae (dwergmineermotten) en bij veel Gracillariidae (mineermotten), Momphidae (wilgenroosjesmotten), Eriocraniidae (purpermotten), Tischeriidae (vlekmineermotten), Heliozelidae (zilvervlekmotten) en Elachistidae (grasmineermotten) is het zelfs makkelijker de rupsen te zoeken en determineren dan de adulten. De aan ML.nl gelieerde website www.bladmineerders.nl is speciaal gericht op dit type determinaties.

Feromonen

Feromonen zijn stoffen die de andere sekse aan te trekken. Over het algemeen zijn het de vrouwtjes die de mannetjes proberen aan te trekken, de mannetjes kunnen feromonen op kilometers afstand ruiken. Feromonen bestaan uit ingewikkelde chemische verbindingen die bij elke soort anders zijn. Voor een aantal soorten, voornamelijk soorten die ook als plaag voor kunnen komen, is de samenstelling vastgesteld. Deze zijn vervolgens synthetisch nagemaakt en worden meestal als cocktail gebruikt, om maar zo veel mogelijk soorten te proberen aan te trekken. De synthetische feromonen zijn verkrijgbaar in kleine rubberdopjes of buisjes en de chemische stoffen worden in werking gesteld zodra deze in de warmte gezet worden. Het is het effectiefst om deze feromoonpreparaten tijdens goed weer op te hangen, zonder al te veel wind. De mannetjes blijven echter vaak maar kort rond het preparaat hangen, dus hou het preparaat in de gaten. In plaats van een preparaat is het ook mogelijk met maagdelijke wijfjes in een afgesloten netje mannetjes te lokken, dit wordt vaak gedaan met Sesiidae (wespvlinders).

Verzamelen

Zorgvuldig inventariseren, op welke plek dan ook, kan niet zonder het benodigde materiaal zoals vangnet en enige vangpotjes. Veel soorten zijn niet te determineren zonder ze eerst rustig, eventueel met vergroting, te bekijken. Als u vlinders of rupsen in een potje mee naar huis neemt, zorg dan vooral voor voldoende ruimte in het potje en dat de rups of vlinder zich niet kan beschadigen, waardoor kenmerken zullen verdwijnen.

Het is altijd verstandig om lastig te determineren of mogelijk zeldzame soorten te bewaren voor nadere determinatie of bevestiging van (soortgroep)specialisten. De vlinders kunnen in de koelkast gezet worden voor maximaal zeven dagen tijd, in de tussentijd kan aan de hand van een foto bepaald worden of het exemplaar wel of niet bewaard moet worden. Het bewaren van micro's gaat anders dan de meeste macro's. Spanners en micro's hebben geregeld voedsel nodig, waarbij u enkele planten zoals zuring in het potje kunt doen, die voor voldoende vocht zorgen. Het is waargenomen dat micro's zonder voedsel maar een dag kunnen leven in gevangenschap, terwijl dezelfde soorten met voldoende vocht wel een week of zelfs langer blijven leven. Vooral kleinere soorten zoals mineerders zijn erg kwetsbaar en zonder voedsel leven zij slechts enkele uren.

Vangmateriaal

Er zijn in feite drie soorten vangnetten:

- sleepnetten
- macronetten
- micronetten

In de handel zijn meestal netten verkrijgbaar met erg dun gaas, die gebruikt kunnen worden voor zowel macro- en microlepidoptera. U kunt ze ook zelf maken, met materiaal zoals horgaas of gordijnstof. Dit materiaal is doorgaans erg kwetsbaar, maar goedkoop. Sleepnetten zijn in feite hetzelfde, maar steviger. Echte sleepnetten worden bij een entomologische speciaalzaak samen geleverd met een sleephoes, een stevige hoes die om het vangnet geschoven kan worden en het net voor beschadiging behoedt.   Verscheidene netten zijn inklapbaar en kunnen heel gemakkelijk mee genomen worden in bijvoorbeeld een rugtas.

Voor de allerkleinste vlinders, voornamelijk vertegenwoordigd door de Nepticulidae (dwergmineermotten) en Gracillaridae (mineermotten), moet extra worden opgepast. Gebruik voor deze vlinders glazen potjes (plastic is vaak statisch geladen) met een afdichting waar de vlinders niet tussen kunnen kruipen en zichzelf beschadigen. Let ook op de vochtigheid en kijk uit voor condens.

Zie ook eens:

http://www.nachtvlindermonitoring.nl/FAQ_vlindervallen.php
www.bladmineerders.nl

 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.