|
|
|
|
|
|
|
|
Kennis van het 'vlinderbroedseizoen': vlindersterfte bekeken door een andere bril
Gepubliceerd op 14 november 2020 door Tymo Muus |
|
Het klimaat is volop in verandering en dat geldt ook voor de aantallen vlinders die gezien worden. Het ene jaar lijken er even weer veel meer vlinders gezien te worden als het jaar daarvoor, maar de algemene trend is voor ieder helder: gemiddeld genomen is er een dramatische ‘vrije val’ waarneembaar binnen vlinderpopulaties. Wat ligt hieraan ten grondslag?
Meten is weten Grote databasets met dagvlinderwaarnemingen bevestigen ons dat gemiddeld genomen slecht gaat met de vlinders. Liefhebbers van nachtvlinders hebben jaren geleden al een dramatische val gezien van de aantallen nachtvlinders. Had je omstreeks 2010 nog enkele bonte bessenvlinders (Abraxis grossulariata) in je lichtval, tegenwoordig is dat een enkeling tot geen één. Met initiatieven zoals het Nachtvlindermeetnet zullen ook analyses per soorten en per regio gedaan kunnen worden. Het gezegde meten is weten gaat vaak op, maar bij vlinders gaat dit nauwelijks op. Om voldoende te weten dienen we ons juist volop te verdiepen in de oorzaken achter het verdwijnen van soorten. Eén daarvan is kennis van voedselplanten en de onvolwassen stadia.
Vlinderbroedseizoen Menig vlinderliefhebber kijkt elk jaar weer uit naar de periode waarin de vlinders zich laten zien. Ze verschijnen op bloemen, laten zich zonnend zien en nachtvlinders kunnen op diverse manieren worden gelokt. Waar landelijk gezien weinig oog en kennis van is, dat zijn de stadia waar het om draait: de eitjes, rupsen en poppen. Elke vlindersoort heeft een ‘broedseizoen’. Elke vogelaar weet ook dat voor de bescherming van vogels kennis van een broedseizoen en voedsel een absolute must is. Een vetbol ophangen gaat vogels niet redden, toch doen we dit bij vlinders wel: we bieden ze voornamelijk de spreekwoordelijke vetbol aan in de vorm van veel bloemen. Voor veel vlinders is dit geen directe prioriteit: een vlinder is mobiel en in staat nectarbronnen elders te vinden. Eitjes, rupsen en poppen zijn gebonden aan een bepaalde plant die moet voldoen aan zekere eisen. In de meeste situaties gaan wij dus voorbij aan het vlinderbroedseizoen. Wellicht is dit dan wel weer de verkeerd gekozen term aangezien een vlinder niet broedt, maar het is een tot de verbeelding sprekende metafoor. Over het algemeen zijn de meeste soorten vlinders rups of pop gedurende mei-juni en september-april. Dit is bovenal de periode waarin de meeste beheerswerkzaamheden aan ons landschap worden verricht.
De duifkruidbladroller (Rhopobota stagnana) is het "veenbesblauwtje" onder de micro's. De soort komt nog op één blauwgrasland in Nederland voor, waar gefaseerd gemaaid wordt. Het 'broedseizoen' van deze soort valt, net als vele andere soorten, in de winter en rupsen leven in de verdorde bloemen van blauwe knoop. De soort kwam vroeger verspreid in Nederland voor. Op oude vindplaatsen is inderdaad vastgesteld dat terreinen hier volledig worden gemaaid voor de winter (foto: Tymo Muus).
Staatsbosbeheer
en Natuurmonumenten maaien nog steeds op grote schaal
(blauw)graslanden, waarbij belangrijke nectar- en voedselplanten
verdwijnen. Het c-smalsnuitje (Aethes cnicana) wordt steeds zeldzamer. De rups overwintert in de stengels van kale jonker en speerdistels. In het terrein hierboven, waar deze bladroller eerder werd waargenomen, is slechts één plant gespaard gebleven. Het terrein ligt geïsoleerd dus de kans is groot dat de soort ook hier nu niet terugkeert (foto: Luc Knijnsberg (v), Tymo Muus).Stikstof niet het grootste probleemAl sinds lange tijd wordt gepretendeerd dat stikstof de primaire oorzaak is van de achteruitgang van de vlinders. Het is niet te ontkennen dat de natuur sterk gereageerd heeft op de decennialange stikstofuitstoot. Bijzondere voedsel- en nectarplanten zijn verdwenen en unieke biotopen zijn veranderd. Vlindersoorten die hoge eisen stellen aan hun leefomgeving en voedselplant zijn als gevolg hiervan (op veel plaatsen) verdwenen. De vraag is echter wel, of dit nu nog de primaire oorzaak is van de achteruitgang van zoveel soorten vlinders. Jarenlang onderzoek naar de rupsen van hoofdzakelijk nachtvlinders heeft uitgewezen, dat op plaatsen waar populaties ogenschijnlijk onaangetast leken, de schade door klimaatverandering en veranderend beheer het grootst is. Het overgrote deel van de Nederlandse vlinders overwintert als rups gedurende de winter, een kleiner deel als pop of als ei. Waargenomen is dat een zeer groot deel van de overwinterende rupsen vroegtijdig sterft door predatie, bacteriële infecties en verdrinking als gevolg van een warmer en natter wordende winter. Een groot aantal rupsen staat met 10-1 achter, doordat het functioneren afhankelijk is van de zogenaamde hormonale klok. Een rups wordt gedwongen in winterrust te gaan en is geprogrammeerd om één ding te kunnen: energie besparen en alleen als het gaat om leven-en-dood zal deze zich kunnen verplaatsen. In stengels is waargenomen dat vele soorten grasmotten (Crambidae) en bladrollers (Tortricidae) gedurende de winterrust als voedsel dienen voor wantsen, oorwurmen, spinnen en mijten die door het warme weer bovengemiddeld actief zijn. Een ander deel van de rupsen is al als gevolg door het vele vocht al halverwege de winter stervende door aantasting van bacteriën en in mindere mate schimmels. Hoe dit zich verhoudt tot de overwinterende poppen is vooralsnog niet duidelijk. De warme en natte winters zijn zonder meer catastrofaal. Daar komt eveneens bij dat het eerder genoemde beheer van ons landschap nog niet is afgestemd op het 'vlinderbroedseizoen' en de al zo uitgedunde populaties worden geparasiteerd. Eindejaarsmaaien: doodvonnis voor vele vlindersoortenSteeds meer overheden en natuurbeherende instanties zijn zich ervan bewust dat het landschap ten behoeve van de insecten anders kan worden ingericht en beheerd. De focus ligt hier vooral op het creëren van bloemenrijke vegetaties ten tijde van de warmere maanden. Beherende instanties kiezen voor noodlottige en ingrijpende maatregelen zoals het inzaaien van bermen en tot slot ook het terugdringen van het aantal maaibeurten zodat gedurende de zomermaanden ook elke voorbijganger getuige is van een veranderend beleid. Bad practice voorbeeld van de gemeente Overijssel: langs de gehele N-wegen zijn vegetaties voor de winter gemaaid, waaronder op plaatsen met wilde peen waar eerder talloze rupsen van de koninginnepage zijn waargenomen. De foto links is genomen in september, de foto rechts in november. Good
practice voorbeeld van vlindervriendelijk beheer in Hoogeveen (links)
en Zwolle (rechts) waar gedurende het belangrijkste
'vlinderbroedseizoen' rupsen en poppen tijdens de winter een kans
krijgen (foto's: Tymo Muus).De meeste Nederlandse provincies die pretenderen hun beleid en financiële middelen te hebben afgesteld op het vergroten van biodiversiteit hebben jaarrond gefaseerd maaien nog niet in hun beleid opgenomen. Medio november zijn alle terreinen in zijn totaliteit gemaaid. Als het ware is de vegetatie weer klaar voor komend jaar: het terug-bij-af-beleid. In werkelijkheid zijn bermen overwegend ‘vlinderdood’, immers krijgen de soorten hier geen kans zich te vestigen. In feite zijn deze bermen dan ook "dodelijke vlindervallen": men lokt de vlinders naar nieuwe natuur waar zij in grote getale eitjes afzetten, om vervolgens hun kroost af te voeren met het maaisel. De Vlinderstichting stelt dat 10-20% van de oppervlakte over dient te staan of anderzijds 12 cm vanaf grondniveau te maaien. Voor het behoud van een gezonde populatie dient zeker meer dan 10-20% te worden behouden en tevens voorkomt de geadviseerde maaihoogte niet het verdwijnen van stengel-, bloem- en vruchtbewonende insecten. Ook grote natuurbeherende instanties zoals Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer kiezen voor dit beleid waarbij het bovengrondse insectenleven een flinke 'reset' krijgt, terwijl het afhankelijk is van overblijvende planten. Dergelijke instanties zijn in tegenstelling tot provincies en gemeenten goed op de hoogte van mogelijk kwetsbare soorten maar beleid is nog te weinig gericht op het behoud van deze soorten. PAS op voor te snelle PAS maatregelen!PAS staat voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS). In dit programma werkten overheden, natuurorganisaties en ondernemers samen aan ruimte voor economische ontwikkelingen, sterkere natuur en minder stikstof. In diverse natuurgebieden is op basis van dit programma gekozen voor een andere beheersmatige aanpak. Dit geldt bovenal in Natura 2000-gebieden. In terreinen waar het beheer jarenlang onveranderd bleef is nu gekozen voor grootschalig ingrijpen. Onder andere op de meest kwetsbare bloemenrijke- en blauwgraslanden worden nu op grote schaal grazers of maaiers ingezet of struwelen verwijderd waar tot voor kort nog kwetsbare soorten voorkwamen. Juist in deze gebieden waar resterende populaties uitermate gevoelig zijn voor verandering dient men voorzichtig te werk te gaan. Op de meeste plaatsen zijn hier alle overstaande vegetaties verdwenen. Ook hier geldt: kennis van de levenscyclus van vlindersoorten en het toepassen van gefaseerd beheer is van levensbelang. Door grootschalige veranderingen, waarbij geen rekening is gehouden met eenvoudige "niet alles in één keer"-regel, zijn mogelijk in korte tijd meerdere soorten uit Nederland verdwenen. Het ecologische beheer, waarbij jaarrond rekening gehouden wordt met insecten in verschillende stadia, heeft nog een lange weg te gaan.
Waternet, beheerder van de Amsterdamse Waterleidingduinen, stelt in haar rapport dat "uit monitoring blijkt dat de biodiversiteit in de AWD steeds verder achteruit gaat. Dit ondanks het actief beheer van de damherten de afgelopen drie jaar". De enige bekende vindplaats van de stiptijmmot (Pyrausta nigrata) is hier mogelijk verdwenen doordat de voedselplant grote tijm hier sterk wordt begraasd en de rupsen gedurende de winter tijdens hun rustfase worden platgelopen. De foto is in november 2020 genomen, op de bekende vlieglocatie van deze vlinder (foto's: Luc Knijnsberg (v), Tymo Muus).
De gouden langsprietmot (Nemophora metallica) was voor de PAS maatregelen op de Kunderberg zeer algemeen, maar wordt hier nu nog met enkele exemplaren waargenomen. PAS-maatregelen op de Limburgse kalkhellingen, zoals intensieve begrazing op de afbeelding, leiden tot het vertrappen van overwinterende rupsen van onder meer deze soort en bemoeilijkt herstel van belangrijke voedselplanten die voor veel vlinders nauwelijks meer interessant zijn (foto's: Tymo Muus).
Zie ook: Meer weten? Neem deel aan KLEURKEUR!
Categorie: Biologie en levenswijzen
| Terug naar nieuwsoverzicht |
Ouder | Nieuwer
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|