Voorkomen
Een mogelijk zeldzame soort die, aldus voorlopige aannames, over het hele land kan worden waargenomen. De soort werd in 2017 voor het eerst ontdekt in de noordelijke provincies. Waarnemingen elders in het land indiceren een bredere verspreiding.
Herkenning
Levenswijze 'biologie'
De soort maakt opvallend smalle en rechte bladmijnen op smalbladige wilgen, vaak beginnend langs de hoofdnerf en later afbuigend. Het begin van de mijn is soms heel moeilijk te zien. De rups zit altijd strak in de mijn, in tegenstelling tot S. obliquella waarvan de mijn in het latere deel veel breder is dan de rups, soms min of meer een vlek vormend, jonge mijnen kunnen echter makkelijk verward worden. De rups van S. nivenburgensis is lichtgeel, met onduidelijke koptekening en lichtbruin halsschild, en mineert met de buik naar boven. De rups verlaat de mijn door een sneetje in de onderzijde van het blad. Stigmella obliquella heeft daarentegen een sterk getekend kopkapsel, ligt met zijn rug naar boven in de mijn en verlaat de mijn aan de bovenzijde.
Etymologie
De soort maakt slanke gangmijnen op wilgen.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Diverse soorten smalbladige wilgen: de schietwilg (Salix alba), kraakwilg (S. fragilis of S. euxinia), de bastaard van beide (S. x rubens of S. x fragilis), treurwilg (S. babylonica, incl de kronkelwilg), Gele treurwilg (S. x sepulcralis 'Chrysocoma') en amandelwilg (S. triandra), en waarschijnlijk ook op andere soorten.
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|
|
Bekijk eerdere periodes...
|