Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Gewoon in heel het land, soms talrijk gedurende de zomermaanden en het is ook een soort die in het stedelijk gebied gezien kan worden waar de soort leeft op een verschillende bomen.
Herkenning
Juni tot eind september. De voorvleugels van deze soort zijn altijd wat kastanjebruin van kleur of bruin tot zelden iets licht zandkleurig. De soort kenmerkt zich door de witte brede vlek vanaf de vleugelbasis doorlopend tot 2/3 van de vleugel. Vaak is er richting de vleugelpunt, midden in de vleugel, nog een zwarte brede vlek zichtbaar. De soort is soms variabel, waarbij de hele voorvleugel egaal bruin kan zijn en de witte vlek volledig ontbreekt.
Levenswijze 'biologie'
De rups leeft van eind april tot half juni. Het lichaam is vuilgroen tot helder groen, met aan elke zijde een witte rugstreep, hiertussen is het lichaam wat donkerder van kleur, kop bruinig. Jonge rupsen zijn lichter van kleur. Aan het begin van elke seta is er een zwarte vlek, waarmee de rups van die van Y. ustella te onderscheiden is. Eieren worden afgezet op een tak. Rupsen leven aan de onderzijde van het blad nabij de hoofdnerf, jonge rupsen spinnen de jonge bladeren bijeen. Op bomen als berk mogen de rupsen nog wel eens twee bladeren bijeen spinnen. Verpopping vanaf half juni tot in juli in een donkerbruin spinsel aan de onderzijde van een blad of tegen een boomstam.
Etymologie
Spitskop = de palpen van de meeste soorten binnen het genus vertonen vooruit gerichte palpen (als in, bijv: grasmotten); hierdoor ontstaat een spits ogende kop.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Eik (Quercus spp.) wordt genoemd in de literatuur als voornaamste waardplant. In Nederland komt de rups ook voor op andere loofbomen, als berk (Betula), lijsterbes (Sorbus), beuk (Fagus sylvatica) en haagbeuk (Carpinus betulus) (Muus, obs.), mogelijk ook nog linde (Tilia).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|