Voorkomen
Vrij algemeen in ons land, maar beduidend minder gewoon dan Y. alpella, beide soorten hebben voorkeur voor de zandgronden in het binnenland of langs de kust waar de waardboom eik te vinden is.
Herkenning
Half juni tot eind september. Er zijn nauwe overeenkomsten met Y. alpella maar Y. sylvella heeft smallere en langere voorvleugels en de banden, die wat bruinig van kleur zijn, zijn krachtiger van kleur en de band die het dichtste in de buurt ligt van de vleugelpunt kan soms vertakken. De grondkleur is geliger. De vleugelpunt bij deze soort is niet krom aflopend of zodanig spits als bij sommige typische soorten uit het genus.
Levenswijze 'biologie'
De levenswijze wijkt niet af van die van Y. alpella. De rupsen zijn te vinden in mei en juni, zij zijn helder groen van kleur, soms wat gelig, met een dunne lichte rugstreep. Aan de onderzijde van het blad wordt een spinsel gevormd, vlakbij de hoofdnerf. Verpopping in juni en juli in een langwerpig spinsel aan de onderzijde van het blad of tegen een stam (Agassiz, 1996a).
Etymologie
Spitskop = de palpen van de meeste soorten binnen het genus vertonen vooruit gerichte palpen (als in, bijv: grasmotten); hierdoor ontstaat een spits ogende kop.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Eik (Quercus spp.) (Agassiz, 1996a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|