Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Vrij zeldzaam in Nederland. Voornamelijk in tuinen en oude appelgaarden door het hele land.
Herkenning
De adult vliegt in twee generaties, voornamelijk in juli en opnieuw in september maar kan ook in andere maanden worden waargenomen. De soort overwintert mogelijk als adult.
De adult is onmiskenbaar en kan niet met andere soorten worden verward. De kop, palpen en thorax zijn grijs-bruin tot rood-bruin. De voorvleugels zijn rood-bruin met twee donkere dwarslijnen met daarin een brede, lichtgele tot roze bestoven band. De basale helft van de voorvleugels is grijs-bruin, afgebakend met een donkere zig-zag lijn afgezet met een lichtere binnenrand. De achterrand van de voorvleugels alsmede de franje zijn roestbruin met witte accenten.
Levenswijze 'biologie'
De larven veroorzaken venstervraat op Appel (Malus) maar soms ook op andere roosachtigen (Rosa ssp.) door alleen het bovenste bladgroen van het blad te eten, waardoor het skelet van het blad wordt blootgelegd. De larven leven in een spinsel met uitwerpselen.
Etymologie
Skeletteren = manier van vreten, waarbij de nervatuur van het blad en dikwijls een deel van het weefsel aan de onder- of bovenzijde van het blad overblijft (bladskelet). Naam al sinds 20e eeuw bekend. De familienaam 'glitter' duidt op de zilveren schubben (glitters) op de voorvleugel van enkele soorten; maar ook 'glid' van 'glidkruid' (voedselplant van enkele soorten) heeft een rol gespeeld.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Appel (Malus spp.), soms ook andere roosachtigen (Rosa ssp.) (Pelham-Clinton, 1985c).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|