Voorkomen
De soort komt zeer lokaal voor in Nederland, maar kan plaatselijk soms algemeen zijn. Voorkomen in schaduwrijke bossen met een ondergroei van groot heksenkruid.
Herkenning
De vlinder vliegt in een generatie in juli en augustus. De soort kan worden verward met M. locupletella, maar ze is kleiner en de oranje grondkleur van de voorvleugel is donkerder. Verder is de grote zwarte vlek aan de voorrand van de voorvleugel, vlak bij de basis, breed grijs omlijnd en is er een grijze vlek aan de binnenrand voor de vleugelpunt.
Levenswijze 'biologie'
De larve is witachtig met een groene buikmerg. Kop lichtbruin, borst- en anaalschild lichtbruin, de laatste lichter. De larve mineert van half augustus tot half september in de bladeren. De mijn begint als een nauwe gang en vormt diverse cirkels of boogjes rondom het afgezette ei, deze mijn is gevuld met uitwerpselen. Hierna verlaat de larve meestal deze mijn en maakt een nieuwe in de buurt of in een ander blad. Deze mijn is een combinatie van een onregelmatige gang- en plaatmijn met een onregelmatige lijn van uitwerpselen. De pop ligt van september tot juni in een witachtige cocon op een blad of aan de grond, een enkele keer ook in de mijn.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Groot heksenkruid (Circaea lutetiana) (Koster, 2002a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|