Voorkomen
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Voornamelijk voorkomend in vochtige gebieden in het westen van het land en hier niet zeldzaam. Hier en daar ook in de oostelijke helft, maar veel zeldzamer en in grote delen nog niet waargenomen.
Herkenning
De vlinders vliegen van eind mei tot half augustus in een generatie, maar de hoofdvliegtijd is juni en juli. Gemakkelijk van de andere Mompha-soorten te onderscheiden door de heldergele kleur met twee donkere schubbenpuisten. Afgevlogen exemplaren kunnen worden verward met M. epilobiella, maar ze zijn altijd groter dan deze soort.
Mompha epilobiella is kleiner dan Mompha ochraceella, heeft zwarte schubben op diverse plaatsen op de vleugel en heeft donkere (geringde) poten. Mompha ochraceella heeft alleen zwarte schubben in de tuften of helemaal niet en (egaal) lichtgekleurde poten.
Levenswijze 'biologie'
De larve is geelwit met groene buikmerg en lichtbruine kop, nek- en anaalschild. Het leeft van de zomer tot de herfst in een onregelmatige gang, gevuld met bruine uitwerpselen, onder de bast van de stengel. Voor aanvang van de winter gaat het in de wortel voor de overwintering. In het voorjaar maakt ze een gang onder de bast onder aan de stengel en gaat van daaruit, via de stengel, in een van de onderste bladeren waar het een grote onderzijdige plaatmijn maakt. Soms maakt de larve een tweede mijn, vaak via de stengel. Soms blijft ze echter tot aan de verpopping in de stengel. De verpopping vindt altijd plaats in het blad, tegen de hoofdnerf of aan de rand. De pop ligt in een witte cocon en is te zien als een verdikking in de mijn. De mijnen zijn gemakkelijk te vinden door in april en mei de onderste bladeren van de voedselplant, die dan nog in het rozetstadium is, om te draaien.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) (Koster, 2002a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|