Voorkomen
Een zeer zeldzame soort die op de zandgronden voorkomt. De soort vormt nu nog een nader uit te zoeken duo met de B. confusella. De soortinformatie wordt toekomstig uitgebreid.
Een vrij schaarse soort die vooral voorkomt op de zandgronden en in de duinen daar waar naaldhout groeit.
Herkenning
De soort vliegt in een generatie van eind mei tot begin september. De vlinder is kleiner dan B. praeangusta en de grondkleur van de voorvleugel is geel tot zacht bruin van kleur in plaats van grijswit.
Levenswijze 'biologie'
De larve is geelbruin. Kop en borstschild zwartbruin. De larve leeft van september tot mei. Eerst mineert het een naald vanaf de basis, maar maakt later een gesponnen koker op het oppervlakte van een twijg. Van daaruit mineert het halverwege in een naald. In de nabijheid wordt daarna een cocon van taai spinsel vervaardigd dat is bedekt met een mengsel van stukjes bast en uitwerpselen. Eind mei tot eind juni.
Etymologie
Vlinders met smalle vleugels.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Fijnspar (Picea abies), maar ook zilverspar (Abies sp.) en den (Pinus sp.).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|