Voorkomen

Een zeer zeldzame soort die in de Hollandse Duinen en op Terschelling is waargenomen en enkele malen in het uiterste noorden van het vasteland van Friesland en Groningen. Deze kleine soort wordt mogelijk veel over het hoofd gezien en zij kan vooral gevonden worden door gericht naar de rupsen te zoeken.

Herkenning

Half augustus, tot na de overwintering, mei. De soort vliegt in heel Noord- en West Europa vanaf half-eind augustus dus ook deze staven zijn cruciaal. De soort is verhoudingsgewijs kleiner dan verwante soorten. De voorvleugel is grijsbruin en bezaaid met zwarte schubben. De stigma is wit of zwart, bij donkere vlinders zowaar ontbrekend, de ringvlekken zijn wel fors en zij staan in sommige gevallen dicht bijeen dat ze een sikkeltje doen ontstaan. De vleugels zijn tamelijk recht van vorm. Er zijn grote overeenkomsten met A. heracliana en A. ciliella maar deze soort is kleiner en deze soorten vertonen twee witte stigma’s naast elkaar. De zeldzaamheid A. capreolella heeft een bredere witte sigma en de vleugels zijn donkerder, thans nauwelijks van deze soort te onderscheiden. Vanwege de zeldzaamheid en overlappende kenmerken is onderzoek naar de genitaliën aanbevolen.

Levenswijze 'biologie'

...

Etymologie

Verspreiding: Waddenzee (eilanden, Friesland en Groningen). Platlijf verwijst naar de in rust neergelegen vleugels.

Fijne kervel (Anthriscus caucalis), fluitenkruid (A. sylvestris) en dolle kervel (Chaerophyllum temulum) (Palm, 1989a; Harper et al., 2002a). Minder algemene waardplanten zijn weliswaar ook gewone engelwortel (Angelica sylvestris), A. archangelica en Seseli libanotica.

Links

Bekijk deze soort op Lepiforum.