Voorkomen
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen en vroeger veel zuidwestelijker voorkwam.
Herkenning
Adulte stadium in juni en juli. In ons land kennen we uitsluitend de parthenogenese vorm, L. lapidella f. ferchaultella (hoewel deze door Fauna Europaea als aparte soort wordt beschouwd). Het onderscheid tussen beide vormen of soorten is niet op te maken op basis van de zak. De vlinders van de niet in Nederland voorkomende gevleugelde (seksuele) vorm (f. lapidella) zijn grijs van kleur (mannetjes), wijfjes vleugelloos en mannetjes bezit sterk gevederde voelsprieten. Het is niet onmogelijk dat zeer kleine schaal bij toeval een seksuele vorm ontstaat in ons land.
Levenswijze 'biologie'
Eitjes worden in juni-juli afgezet in de zak waarna de rupsen zich voeden met het aanwezige voedsel in de directe omgeving. De zak (5-7 mm, 2-3 breed) kan uit verschillende materialen bestaan, vooral uit boomalgen en zandkorrels. De zakvorm is kenmerkend, deze is van breed naar smal, als een soort kromme hoorn. In het achterste deel van de zak zit een kleine opening waar de uitwerpselen de zak verlaten. Het rupsenstadium duurt volgens Hättenschwiler (1985a) van augustus, tot na de overwintering, mei. De kop is zwart, het lichaam grijsachtig geel, thoraxsegmenten 1 zwart, 2 en 3 elk met een zwarte plaat die wordt onderbroken door een gele vlek. Het eerste abdominale segment met een opvallende gele dorsale plaat.
De rupsen stellen weinig eisen wat betreft voedselkeuze. De meeste rupsen worden aangetroffen op belangde loofbomen (eik, beuk, linde) bij bosranden, parken, duinen, langs wegen en bij spoorwegen. De soort is ook wel bij huizen waargenomen levend bij kozijnen en op muren, maar ook zelden binnenshuis (med. A. de Wilde).
Etymologie
Verwijst naar de hoornvormige larvale zak.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Algen, plantaardige materialen; waaronder korstmossen.
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|
|
Bekijk eerdere periodes...
|