Voorkomen
De soort is zeldzaam in ons land, afgaande op de waarnemingen die in de loop der jaren zijn gedaan. Waarschijnlijk is de soort algemener omdat de soort een onopvallende levenswijze kent en daardoor minder wordt gezien. Het verspreidingsgebied beperkt zich tot de zand- en veengronden in het binnenland. Meer ontbrekend in de lager gelegen delen van Nederland.
Herkenning
De mannelijke vlinders vliegen overdag op zonnige middagen vanaf normaliter april tot mei, met uitlopers tot begin juni. De wijfjes zijn vleugelloos. De mannetjes hebben brede, ronde vleugels (grondkleur bruinig-grijs) met nadrukkelijke beharing en een brede franje. Het borststuk is behaard, voelsprieten zijn sterk gevederd en zij bestaan uit 17-21 segmenten. Het wijfjes bezitten een roodgelige kop- en lichaamkleur, de beharing op het laatste segment is wittig.
Levenswijze 'biologie'
Het rupsenstadium loopt van juli tot na de overwintering, april. De rups is wittig van kleur met paarsachtige tinten, de kop is zwart. De thoraxsegmenten zijn voorzien van zwarte platen. De zak is bekleed met lange delen van grassen en met die reden doet de zak vrij slank aan. De zak is 8 tot 12 mm lang, met een breedte van 2-3 mm en lijkt enigszins op Wittleia retiella. De levenswijze is verborgen, gezien de rupsen leven op grassen laag in de vegetatie. De rups verpopt in de zak, de zak is doorgaans bevestigd aan plantenstengels (Hättenschwiler, 1985a). In sommige gevallen verpopt de rups ook tegen boomstronken of balken waardoor de zak gemakkelijker te vinden is.
Etymologie
Verwijst naar het leefgebied; larvale zakjes zijn te vinden tussen grassen, tevens zijn zij opgebouwd uit grasdelen.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Grassen (Poaceae).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|