Voorkomen
Een algemene soort die voornamelijk wordt waargenomen op de zandgronden en in de duinen.
In het noorden van het land minder algemeen (Huisman et al., 2006a). Door de aanwezigheid van de witte vlek op de voorvleugel is verwarring met E. sangii mogelijk, maar bij deze soort is de vlek vaak wat doffer en geliger getint.
Herkenning
De adulten vliegen overdag in de zon, net als de andere Eriocrania-soorten. De vlinders zijn vooral rond de voedselplant aan te treffen in maart en april.
De adulten zijn moeilijk op het uiterlijk te onderscheiden van Eriocrania sangii zonder onderzoek naar de genitalia. Zowel Eriocrania semipurpurella als sangii hebben een licht gouden vlek aan de buitenrand op de bovenvleugels. De tekening en kleur van semipurpurella is zeer variabel. E. semipurpurella is wel met zekerheid van sangii te onderscheiden in het larvale stadium.
Levenswijze 'biologie'
De larven van semipurpurella zijn wit/beige geel van kleur, sangii daarentegen is grijs.
De larven vormen een blaasmijn op berk. De blaasmijn begint met een kleine gang aan de bladrand en gaat later over in een grote blaasmijn. De mijn is gevuld met frass in lange draden. De larven zijn wit/beige geel van kleur en hebben een bruine kop. De larven zijn te vinden van maart tot in mei. Voor een gedetailleerde beschrijving van de mijnen en larven zie Ellis, 2005a.
Etymologie
Purpermot, afkomstig van het Zweedse 'Purpurmalar', de vlinders hebben een purperachtig uiterlijk. De soort is variabel, meestal rood van kleur, maar soms ook meer purper, blauwachtig tot zelfs geel.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Berk (Betula).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|