Voorkomen
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Voornamelijk in het zuiden van Nederland in Utrecht, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De soort is vermeld in de jaarlijst van 2000 (Huisman, Koster & van Nieukerken, 2003a) in verband met waarnemingen in 1998 en 2000 in de Achterhoek, Gelderland. De soort was hier eerder nog niet waargenomen.
Herkenning
De vlinder kan overdag vliegend worden waargenomen rond de waardplant van april tot in mei. De vlinder heeft een gouden grondkleur met blauw en paars metallic gekleurde spikkels. Tevens heeft de vlinder een gouden tornale vlek op de bovenvleugels, welke in vlucht zichtbaar is.
Levenswijze 'biologie'
De larve is de laatste Eriocraniidae van het jaar die op berk gevonden kan worden; de larven zijn te vinden van juni tot in augustus. De larve is wit met een bruine kop. De larve vormt een blaasmijn, vaak aan de rand van het blad. De mijn begint met een hoekige gangmijn welke snel overgaat in de blaasmijn. In enkele gevallen versmelt de begingang in een later stadium met de rest van de blaasmijn. Net als bij de andere Eriocraniidae bevindt het frass zich door de hele mijn, in lange dunne draden (Ellis, 2005a; Edmunds, 2003a).
Etymologie
Purpermot, afkomstig van het Zweedse 'Purpurmalar', de vlinders hebben een purperachtig uiterlijk. Late = de rupsen zijn nog in de zomer te vinden, in vergelijking met de andere soorten (mei-juni).
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Berk (Betula).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|