Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
De zakjes worden veel gevonden, doch lastig te onderscheiden van P. crassiorella en Whittleia retiella. Het formaat van de zak zou uitsluitsel kunnen geven. P. casta is doorgaans de meest voorkomende zakdrager van Nederland.
Overal kan de soort worden aangetroffen in tuinen, struwelen, heiden, jonge loofbossen en ook aan de kust is het geen ongewone verschijning. Elders komt de soort ook voor midden in weilanden of kale vlakten.
Herkenning
Adult vliegt overdag, mannetjes zijn gevleugeld en zij bezitten vrij brede vleugels met een donkergrijze tot bruinige grondkleur. De vleugels zijn wat behaard. Wijfjes daarentegen zijn vleugelloos, zij zetten hun eieren na de paring af in de zak. Eiafzettende wijfjes worden regelmatig samen met de zakjes gevonden in mei en juni.
Levenswijze 'biologie'
Rupsen zijn donker, lichaam roodachtig geel. De dwarsbanden over de rug zijn donker, vaak met gelige banden. De rups leeft van grassen, andere materialen maar ook op bladeren van loofbomen en struiken. Het rupsenstadium loopt van augustus tot na de overwintering in mei. De zakjes (lengte 8-12 mm) bestaan uit delen van grassen. Deze grasdelen steken soms uit, ver buiten de oorspronkelijke zak. Verpopping vindt plaats in de zak, in mei en juni (Hättenschwiler, 1985a).
Etymologie
Overduidelijk de algemeenste soort binnen de familie.
Synoniemen: = grauwe zakrupsvlinder (bron onbekend, in: Wolfskeel, 2006)
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Grassen (Poaceae), algen en plantaardige materialen.
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|