Voorkomen
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Verspreid door heel Nederland echter niet gewoon, op plaatsen met voldoende elzen, zoals bij houtwallen.
Herkenning
Een opvallend gekleurde soort, die vanwege de tamelijk brede voorvleugels en het contrastrijke uiterlijk enigszins doet denken aan een Ectoedemia. De voorvleugels zijn diep grijszwart, met een viertal witte vlekken. De kopbeharing is bruinig oranje, oogkleppen wit, de franje is ook bruinig of vuilgeel.
Levenswijze 'biologie'
De larven leven in augustus en september op els (Alnus). Het ei wordt vermoedelijk aan onderzijde van het blad gelegd. De mijn is een kort nauw gangetje waarbij de uitwerpselen in een dunne smalle lijn in de mijn liggen. De mijn volgt de nerf in een vrij strakke lijn en buigt tegen het einde van de nerf af. De larve verlaat het blad aan de bovenzijde en leeft daarna vrij op het blad, waarbij het venstervraat veroorzaakt (Ellis, 2005a). Voor afbeeldingen en meer informatie over de larve en de vraatsporen van deze soort, zie Ellis (2005a).
Etymologie
Ooglapmot verwijst naar de verdikte antennebasis, die in rust over het oog valt. Te verwarren met oogklepmotten (= Opostegidae).
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
In Nederland op els (Alnus), voornamelijk zwarte els (Alnus glutinosa) (Ellis, 2005a). In de UK ook op wilde gagel (Myrica gale) (Emmet, 1985a; Ellis, 2005a)
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|