Voorkomen

Een zeer zeldzame soort die bekend was van enkele oude vindplaatsen uit het zuidoostelijk deel van ons land (Groesbeek en Nijmegen, Gld., Oisterwijk, NB. en Plasmolen en Nuth in ZL.) (Bentinck & Diakonoff, 1968a).

Herkenning

Een grote lichtbruine tot licht bruingele soort met brede vleugels en een meestal onduidelijke tekening; het mannetje met een kleine voorrands-omslag ver van de basis. Tekening kaneelbruin, alleen duidelijk aan de voorrand: de omslag, een vierkant begin van de dwarsband en een sterk uitgerekte driehoekige voorrandsvlek; het vrouwtje meestal eenkleurig. Achtervleugel lichtgrijs.

Levenswijze 'biologie'

De rups is groen met een donkere ruglijn; kop en nekschild geelgroen. Zij leeft in juni en juli op gagel (Myrica gale) en eventueel andere (lagere) planten.

Etymologie

Na aanleiding van een recente vondst in België heeft W. Veraghtert deze soort naamgegeven en is opgenomen in de errata (V.1). Deze soort heeft eerst expliciet geen officiële Nederlandse naam ontvangen. De reden is dat deze soort per ongeluk is geïmporteerd maar niet te verwachten is in de vrije natuur (Muus & Zwier, eds. 2009: 6).

Een groot scala aan planten. In Nederland kwam de soort mogelijk alleen voor op wilde gagel (Myrica gale). Ook op Fragaria, Lespadeza, Medicago sativa, Ledum palustre, bijvoet en alsem (Artemisia), distels (Cirsium), Citrus, appel (Malus) en peer (Pyrus). Ook Saxifragaceae en Rosaceae (Razowski, 2002a).

Links

Bekijk deze soort op Lepiforum.