Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Een vrij algemene soort die vooral van de lagere delen van ons land bekend is. Bijna overal te vinden aan de oevers rivieren, meren en sloten.
Herkenning
De soort vliegt in een generatie van eind juni tot eind augustus en komt op licht. Herkenbaar aan de zandkleurige voorvleugels met net voor de helft een zwart lijntje ontspingend die doorloopt tot de vleugelpunt. Deze lijn wordt doorkruist door twee rondere witte vlekken.
Levenswijze 'biologie'
De larve is vuilwit met een lichtbruine ruglijn, met aan weerszijde twee bredere onregelmatige gelijk gekleurde lijnen, aan de zijkanten met een rij lichtbruine vlekken. Kop lichtbruin met enige bruine vlekken, borstschild lichtbruin en gedeeld in het midden, anaalschild geelwit met vele kleine bruine vlekjes. De jonge larve mineert in de kern van een schutblad, later in de bloeistengel of in de dunne stengeldelen. Het overwintert, vaak in groot aantal, in de bloeikolf van september tot mei. Deze is herkenbaar in het voorjaar door de dons die aan de kolf hangt, wat veroorzaakt wordt door de spinsels van de larven. Verpopping in juni in een cocon in de kolf.
Etymologie
Rups op lisdodde; vlinders richting de vleugelpunt een donkere lijn met daarna duidelijke franje, als een veer.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Kleine lisdodde (Typha angustifolia) en grote lisdodde (T. latifolia).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|