Voorkomen
De soort werd in 1993 als nieuw voor de fauna gemeld (Huisman & Koster, 1996a), maar bleek daarvoor al eerder in enkele exemplaren te zijn gevangen of gekweekt. Tot dusver is ze uitsluitend van Zuid-Limburg bekend. In Nederland is de soort waargenomen op plaatsen waar de voedselplant op relatief droge plaatsen groeit.
Herkenning
De vlinders vliegen in een generatie vanaf half juli tot, na de overwintering, eind mei. De soort lijkt zeer veel op M. divisella, maar is gemiddeld kleiner en zwakker getekend. De witte wortelhelft aan de binnenrand van de voorvleugel is verdonkerd door vele verspreid liggende grijze en bruine schubben.
Levenswijze 'biologie'
De larve is vuilwit. Kop donkerbruin, nekschild, anaalschild en borstpoten lichtbruin. De larve leeft in juni en juli in de kern van de stengel en dit veroorzaakt galvorming. De gallen zitten in de dunne top- en zijstengels van de plant, meestal op een knoop. Als de gal in de topstengel zit, is dit duidelijk waarneembaar doordat deze achterblijft in de groei. De uitkomopening bevindt zich in het onderste deel van de gal en is afgesloten door een dun laagje bast. Verpopping van juli tot begin september.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) (Koster & Sinev, 1996a, 2003a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|