2009: Wordt het een goed trekvlinderjaar?

Gepubliceerd op 21 mei 2009 door Tymo Muus & Sifra Corver
 
Eerder dit voorjaar zagen we al vroeg trekvlinders: een aantal atalanta's en zo af en toe een distelvlinder. Veel exemplaren zagen er gehavend uit, wat zou betekenen dat het om exemplaren ging die bij ons hebben overwinterd. Na dit warme voorjaar nam het aantal waarnemingen van atalanta's echter af - gevolgd door een explosie van distelvlinders.
Het is met zekerheid te stellen dat de distelvlinders en atalanta’s die op dit moment in Nederland worden waargenomen, vooral uit het zuiden komen. Met de aanvoer van de warme lucht van de afgelopen weken, en de weken die nog komen gaan, staat ons nog veel meer te wachten. Veel vlinderkenners in Europa spreken al van een vergelijkbaar jaar ten opzichte van 2003, een zeer goed trekvlinderjaar. Wat brengt de zomer ons dit jaar? Kunnen onze harten dan "eindelijk" weer wat harder gaan kloppen? En nog belangrijker: wat brengt ons dit aan leuke micro's?

Trekvlinder of niet?
Zonet noemden we het allemaal al even: de meest vroege trekvlinders zijn bijna altijd overwinteraars. Het zijn echter vaak maar enkele individuen die het overleven door gunstige (relatief warmere en droge) omstandigheden in gebouwen en schuren. Tegen april zijn de meeste overwinteraars uitgevlogen en dus vallen populaties tijdelijk "stil". De soorten hebben hun eieren afgezet, en te wachten is op de nieuwe generatie - die over enkele weken tevoorschijn komt.
Als er op dit "stille" moment een flinke nieuwe dosis vlinders verschijnt, dan zijn er twee mogelijkheden: de pas uitgekomen popoverwinteraars komen uit, óf het zijn migranten. Migranten zijn vaak te herkennen aan de afgevlogen vleugels.

Gunstige weersomstandigheden
Een van de belangrijke factoren die trekvlinders stimuleren is de windrichting en een relatief warme luchtstroom uit het zuid-zuidwesten in combinatie met een zeer warme en droge periode in Noord-Afrika en Zuid-Europa. De trekvlinders migreren dan richting het noorden voor voortplanting. Het is niet zo dat soorten via het zuiden ons land binnenkomen, en dus eerst te verwachten zijn in Noord-Brabant en Zuid-Limburg. Opvallend is dat veel soorten juist uit de kustregio's ons land invliegen. Veel soorten vliegen via de kust, zoals ook de distelvlinder. Trekvlinders komen bij ons dus vooral via de kustregio’s binnen, meegevoerd door warme luchtstromen over zee, op honderden meters hoogte, gebruikmakend van de thermiek in deze hogere luchtlagen. Bij het bereiken van land is het tevens essentieel dat de omstandigheden, wat betreft klimaat en voedselrijkdom gunstig is. Trekvlinders hebben grotendeels een vaste migratieroute zodra zij land bereiken, in het speciaal via de kust maar ook via waterwegen in het binnenland.

Net als in goede trekvlinderjaren, zoals in 2003, lijkt het erop dat deze gunstige omstandigheden ook in dit jaar van toepassing waren. Al tegen eind maart waren de temperaturen erg hoog voor de tijd van het jaar, en in april was het op verschillende dagen al ruim boven de 20 graden Celsius. De gemiddelde temperatuur voor dit voorjaar was zowaar 12 graden, al met al niet koud. Ook in andere delen van Europa was het al vroeg warm. Eén factor voor de migranten was daarmee al positief. Het is ergens wel logisch, dat ook de windrichting hier een rol in speelde: die was gemiddeld zuid-zuidwest.

De zuidelijke en Alpiene tussenstand
Niet alleen in Nederland werden zeldzame trekvlinders gesignaleerd, ook in Frankrijk en Noord-Zwitserland werden soorten aangetroffen die in normale jaren niet worden gezien. Zo werden enkele exemplaren van de gestreepte pijlstaart (Hyles livornica), een standvlinder uit Noord-Afrika gesignaleerd in Frankrijk en Noord-Zwitserland. Sifra, alsmede andere vlinderaars in Zwitserland troffen extreem veel migranten aan op licht voor de tijd van het jaar in Zwitserland, zoals vele exemplaren van de vlekdaguil (Heliothis peltigera), katoendaguil (Helicoverpa armigera), de florida-uil (Spodoptera exigua), de ni-uil (Trichoplusia ni) maar vooral ook de kleine trekvlinders zoals het koolmotje (Plutella xylostella) en Nomophila noctuella.

Het koolmotje (Plutella xylostella) als indicator
Recentelijk meldden onze collega's bij De Vlinderstichting al een enorme influx aan distelvlinders als voorteken voor een goed trekvlinderjaar. Wij hebben natúúrlijk zo onze soort – we noemden hem al even: Plutella xylostella of het koolmotje.
Deze kleine en variabele soort trekt al vroeg in het jaar vanuit het Middellandse Zeegebied richting het noorden van Europa. De soort vliegt op wel honderd meter hoog en kan wel zon 3000 kilometer afleggen met een maximum van zon 1000 km per dag (zie: Yau I-Chu, 1986). Net als alle andere trekvlinders komen deze vlinders bij ons via de kuststreken binnen. Bij de kust worden ze dan ‘gedeponeerd’ door de stilvallende luchtstromen boven land. De soort plant zich vervolgens inlands voort op koolgewassen, maar ook langs de kust op bijvoorbeeld zeekool en kan vooral in extreme jaren als een pest worden beschouwd op koolgewassen. De vlinder is een vrij gewone trekvlinder in ons land (figuur 1), echter de waarnemingen kunnen per jaar sterk verschillen.

Dit jaar viel het ons op dat er toch relatief veel waarnemingen van koolmotjes bij Waarneming.nl binnenkwamen.
Waarneming.nl is een belangrijke invoermodule voor voor vlinderwaarnemingen en kan dus een redelijk tot goed verspreidingsbeeld geven over de influx van trekvlinders. Wat het koolmotje betreft, dit zette ons wel aan het denken.

We besloten een vergelijkende analyse te maken van de influx van het koolmotje ten opzichte van vorig jaar. De resultaten waren opmerkelijk. In de maand april werden opmerkelijk veel waarnemingen van het koolmotje gedaan. De meeste waarnemingen kwamen uit de Zeeland en Zuid-Holland, maar ook opvallend veel waarnemingen ver inlands (figuur 2), zoals wij veronderstelden vooral langs de waterwegen. Gekozen is voor 25 april als grens, omdat de soort in normale jaren rond 25 april voor het eerst gezien wordt. Dit beeld lijkt totaal niet op bijv. 2008, waarbij de soort pas tegen juni wat algemener begon te worden (figuur 3). Zo tegen begin juni is de soort meestal pas in heel Nederland te vinden omdat rond deze tijd de eerste generatie vliegt. In vergelijking met 2007 en 2008, zien we dus de soort al zeer vroeg, maar vooral al in hoge aantallen, aanwezig is ten opzichte van voorgaande jaren (figuur 4). Het zou dus kunnen betekenen dat we een explosie krijgen van het koolmotje in juni/juli zodra de eerste generatie van de nakomelingen gaat vliegen!

Onze kleinste trekvlinders
Alle signalen duiden er dus op dat het een goed trekvlinderjaar gaat worden. Het is daarom van belang goed op het koolmotje te blijven letten. Het is verder ook goed mogelijk dat je ook andere, zeldzamere kleine trekvlinders kan tegenkomen.
In Nederland zijn er 20 soorten micro trekvlinders bekend. Het genoemde koolmotje, Plutella xylostella (Plutellidae), drie soorten bladrollers (Tortricidae), Choristoneura murinana, Epinotia thapsiana en Zeiraphera griseana, vier soorten lichtmotten (Pyralidae), Epischnia prodromella, Etiella zinckenella, Ancylosis oblitella, Homoeosoma nebulella, en tenslotte de grasmotten (Crambidae) die met 12 soorten wat betreft trekvlinders het best is vertegenwoordigd met Euchromius ocellea, Loxostege sticticalis, Uresiphita gilvata, Udea ferrugalis, Nomophila noctuella, Dolicharthria punctalis, Antigastra catalaunalis, Diasemia reticularis, Diasemiopsis ramburialis, Palpita vitrealis, Spoladea recurvalis en Diplopseustis perieresalis. Klik hier voor een overzicht van alle trekvlinders op deze website. Kortom, belangrijke soorten om naar uit te kijken!

Bronnenmateriaal

De Vlinderstichting, http://www.vlinderstichting.nl
Zie nieuws: "De distelvlinders stromen binnen!"

Waarneming.nl, http://www.waarneming.nl

Yau I-Chu (1986) "The Migration of Diamondback Moth" in: Diamondback Moth Management, Proceedings of the First International Workshop, Tainan, Taiwan, 11-14 March 1985. Shanhua: The Asian Vegetable Research and Development.


Categorie: Overig | Terug naar nieuwsoverzicht | Ouder | Nieuwer


 
 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.